'Improviseren is: jezelf toestaan te verdwalen'
In De Bijloke brengt Jean Rondeau barok, hedendaagse muziek en improvisatie tegelijk. Portret van een allesbehalve alledaagse klavecinist. ‘Ik wil het publiek terugbrengen naar de essentie van muziek: luisteren in het moment zelf.’
Waldo Geuns
“Eigenzinnig” en “vrijgevochten”, zo noemt de pers de Franse klavecinist Jean Rondeau maar al te graag. Dankzij zijn wilde haardos, zijn nonchalante baard en zijn optredens zonder strak kostuum is het duidelijk dat hij een ‘not-so-typical’ uitvoerder is. Voeg daar zijn diepgravende en muzikale speelstijl aan toe, en je weet: dit is iemand die het stoffige imago van oude instrumenten af blaast.
Zijn internationale carrière begon in 2012, toen hij op het MAfestival in Brugge de eerste prijs won van de International Harpsichord Competition. Zijn unieke speelstijl dankt hij aan zijn vele interesses. Na zijn studies klavecimbel in Parijs specialiseert hij zich in basso continuo, orgel, piano, directie, én jazz en improvisatie. De kers op de taart is zijn opleiding aan de Guildhall School of Music and Drama in Londen, die hem helemaal klaarstoomt voor de wedstrijd in Brugge in 2012. Rondeau is dan 21 jaar.
Oneindige zoektocht
Hij omschrijft zijn bijzondere parcours later in een interview voor de Philadelphia Chamber Music Blog: “Muziek is een hele wereld en vooral een oneindige zoektocht. Hoe meer je in de partituur graaft, hoe meer twijfels je aan het licht zal brengen. Om te groeien in het ambacht moet je die twijfels, die regen van vragen, gebruiken als inspiratiebron. [...] Ik denk dat het nodig is om verschillende perspectieven op een compositie te hebben, verschillende hoeken om te proberen een rijk, volledig inzicht in de muzikale aspecten te verkrijgen.”
Hooguit tien jaar later speelt Rondeau overal ter wereld op de belangrijkste concertpodia en festivals, en verrast hij steevast met originele projecten. Dat geldt ook voor zijn project ‘Sisyphus’, dat hij in november naar De Bijloke brengt. Barok, hedendaagse muziek én improvisatie gaan tijdens het concert hand in hand.
Uitgangspunt is de Griekse mythe van Sisyphus: de man die eeuwig een steen de berg op duwt, om hem telkens weer naar beneden te zien rollen. Voor Rondeau wordt die eindeloze beweging een muzikaal model. Herhaling is geen straf, maar een uitnodiging. “Denk aan een chaconne, passacaglia of rondo: vormen die steunen op terugkeer. Maar in die herhaling zit net de vrijheid. Binnen de barok werd bij elke terugkeer geïmproviseerd. Op een bepaald moment weet je niet meer: is dit geschreven of verzonnen?”
Improvisatie als basishouding
Improvisatie vormt het hart van ‘Sisyphus’. Niet als stijloefening in de geest van Couperin of Bach, maar als open manier van denken. “Veel musici specialiseren zich in één stijl. Ik wil dat idee juist op z’n kop zetten. Improvisatie is voor mij geen imitatie, maar een zoektocht naar klanken, verbanden, intuïties. En vooral: jezelf toestaan om te verdwalen.”
Rondeau verkent het volledige kleurenpalet van het klavecimbel, vaak ver voorbij wat je verwacht van het instrument. “Ik wil tonen hoe rijk het klavecimbel klinkt. Soms klink ik tonaal, soms modaal, soms volledig atonaal. Die vrijheid opent deuren naar klanken die je normaal niet met dit instrument associeert.”
Luisteren zonder plan
Wie naar ‘Sisyphus’ komt, krijgt geen programma of chronologisch parcours voorgeschoteld. “Ik wil vermijden dat het publiek anticipeert. Soms speel ik Bach of Ligeti, soms helemaal niet. Alles hangt af van het moment: de ruimte, het publiek, het instrument, mijn energie. Elke uitvoering is uniek. Je zou het eerder een performance dan een concert kunnen noemen.”
Voor Rondeau vraagt de ervaring van ‘Sisyphus’ iets van de luisteraar. “Omdat je niet weet wat er komt, luister je met meer aandacht. Je bent echt in het nu. Dat is de essentie van muziek en dat maakt het bijzonder – voor mij én voor het publiek. Het herinnert aan hoe muziek ooit begon: als gedeeld moment, zonder partituur of planning.” Hij verwijst graag naar de Franse filosoof Gilles Deleuze, die spreekt over het ‘rizoom’: een structuur zonder begin of einde, waarin alles met alles verbonden is. “Zo spring ik tussen stijlen, tijden en vormen. Muziek wordt geen rechte lijn, maar een netwerk zonder hiërarchie.”
De rode draad is herhaling – zowel muzikaal als mentaal. “Ik werk met materiaal uit verschillende eeuwen, maar er is samenhang via ritueel, cyclus, terugkeer. Zoals Sisyphus telkens opnieuw begint, zo keert elk muzikaal idee terug – nooit identiek. Herhaling kan rust geven, of spanning. En precies daarin ontstaat de verwondering.”
De keuze van het repertoire gebeurt intuïtief. “Ik heb een enorme bagage om uit te putten, maar beslis pas op het moment zelf. Soms keer ik terug naar een eerder motief, soms laat ik me verrassen. Als ik alles op voorhand zou vastleggen, zou ik het project zelf verraden.”
Rondeaus concert is dus geen recital in de klassieke zin. Het is een performance waarin alles mogelijk is. Met ‘Sisyphus’ wil Jean Rondeau namelijk uitnodigen tot verwondering, tot stilte, tot een ander soort luisteren. En misschien: tot de herontdekking van wat live muziek werkelijk kan zijn.