The Fairy Queen
Katherina Lindekens & Isaline Claeys
Londen, 1692. In het Queen’s Theater van Dorset Garden gaat The Fairy Queen in première. Het is een duizelingwekkend spektakel waar zang, dans, poëzie en enscenering samenkomen. Het publiek is enthousiast, maar de middelen die ingezet worden, liggen volgens de toenmalige normen enorm hoog: 3000 Engelse pond om de kosten te dekken van de acteurs, zangers, dansers en muzikanten met daar bovenop nog het decor, de kostuums en de speciale effecten. In het verlengde van de zogenaamde masque, componeert Henry Purcell de muziek van een reeks semi-opera’s bestaande uit muziek en toneel. Decennialang werd het heterogene én controversiële corpus van de Engelse barokopera door deze razend populaire hybride gedomineerd.
Wat voorafging
Terwijl de Italiaanse opera rond 1600 uit de startblokken schoot, leed het genre in Engeland aan groeipijnen. Notoire spelbrekers, zo luidt de overlevering, waren de gesproken dialogen waarvan het Engelse muziektheater zich maar niet leek te kunnen ontdoen. Componisten en schrijvers twijfelden hardop aan het muzikale potentieel van het accent- en consonantrijke Engels. Bovendien vreesde men voor de verstaanbaarheid en geloofwaardigheid van de opera naar Italiaans model, met zijn recitatieven en eindeloze aria’s vol woordherhalingen en virtuoze fiorituren.
Muziek kende weliswaar een lange traditie in het Engelse theater, maar had altijd een specifiek territorium ingenomen: terwijl hoofdpersonages zich uitdrukten in gesproken dialogen, waren muzikale intermezzi voorbehouden aan nevenpersonages uit de magische, allegorische, mythologische of spirituele wereld. Geesten, tovenaars, goden, heksen, herders, priesters en een verdwaalde drinkebroer konden dus probleemloos een air of koor aanheffen, maar gewone stervelingen zongen niet, en de voornaamste verhaallijnen speelden zich af in het gesproken drama.
Toch waren Engelse componisten en librettisten niet blind voor de evoluties op het vasteland. Halverwege de 17e eeuw experimenteerden Henry Lawes en Nicolas Lanier met de declamatorische stijl, en schreef William Davenant het libretto van The Siege of Rhodes, een volledig gezongen opera waarvan de muziek helaas verloren is gegaan. Toen de Restauratie van koning Charles II in 1660 een eind maakte aan de puriteinse Commonwealth, haalde de Londense theaterwereld opgelucht adem. Gepatenteerde gezelschappen dongen naar de gunst van het publiek, oude toneelstukken kregen een tweede (of derde) leven en de grenzen van de Engelse theatermuziek werden verlegd.
Tussen circa 1670 en 1710 floreerde een nieuwe vorm van muziektheater waarin het muzikale aandeel op de spits werd gedreven. Onder impuls van regisseur Thomas Betterton en componist Matthew Locke beleefde de dramatick opera een eerste bloeiperiode in de jaren 1670, met werken als The Tempest (1674), Psyche (1675) en Circe (1677). In 1690 gaf Betterton het genre een tweede adem, door Henry Purcell onder de arm te nemen voor een bewerking van The Prophetess, or the History of Dioclesian. Na die succesproductie zou Purcell nog muziek schrijven voor King Arthur (1691), The Fairy Queen (1692/3) en The Indian Queen (1695). Pas rond 1710 doofde het genre uit – niet alleen doordat het Londense publiek alsnog bezweek voor de Italiaanse opera, maar vooral door perikelen in de theaterpolitiek.
King of Shadows
The Fairy Queen van Henry Purcell is een semi-opera in vijf bedrijven, gebaseerd op Midsummer Night’s Dream (1595) van William Shakespeare. Een waanzinnig verhaal, vol illusies en boordevol verwijzingen. Het lijkt wel een droom, een ware betovering! Los van de liefdesperikelen, is de vraag: waar slaat de wereld van de feeën op? Het woord ‘fee’ of ‘fairy’ refereert naar ‘fatum’ en geeft in se al aan dat ze een invloed hebben op het menselijk levenslot. Oberon, de Koning van de Schaduwen (King of Shadows, III.2.348), botst met de koningin Titania (the Fairy Queen) wat voor heel wat tumult zorgt en de harmonie van de natuur op het spel zet.
Schaduwen staan net als feeën op de grens tussen de realiteit en het onbewuste; ze zijn ongrijpbaar, maar geven toegang tot droomachtige visioenen. Eros glipt binnen in de hersengolven van de kortste nacht. Het is een spel van licht dat ons onderdompelt in de schaduwzijde van het bestaan. Tal van uiterst gedetailleerde silhouetten (natuurwonderen, dieren en planten) komen doorheen het doek te voorschijn om vorm te geven aan het relaas van een erotische droom.
Purcell heeft de rollen over een groot aantal solisten verdeeld, waardoor tal van stemmen aan bod kunnen komen. Jongleren tussen samenspel en solopartijen is precies waar Vox Luminis voor gekend is. De fonkelende stemmen van Vox Luminis o.l.v Lionel Meunier zullen temidden een schaduwspel weerklinken; uitgedacht door dramaturge Isaline Claeys en ontwikkeld door de Belgische scenografe Emilie Lauwers en de Portugese cineast Mário Melo Costa.
Synopsis en oorsprong van de herziening
In Shakespeare’s Midsummer Night’s Dream komen drie werelden samen. Twee jonge koppels (Hermia, Lysandre, Helena en Dimitrius) doorheen de bossen waar ook een groep amateuracteurs een theaterstuk repeteren. De Koning Oberon is uiterst jaloers op Titania en in volle razernij stuurt hij zijn trouwe dienaar op haar af. Puck, de hobgoblin in kwestie, is een onheilstoker van nature; met de balsem die hij meekrijgt, zaait hij verwarring tussen alle paren aanwezig in de wildernis. Maar eind goed al goed, want bij zonsopgang triomfeert alweer de liefde.
Diep in het woud, is de magie alom. De muziek beschrijft de natuur en een hele reeks allegorische figuren met op de achtergrond de thematiek van de Liefde, in al haar verscheidenheid. Het hoofdpersonage doorloopt een aaneenschakeling van bewustzijnstoestanden (altered states of consciousness) en in zijn turbulente verslaggeving duiken citaten op uit Shakespeares werk.
De herwerking is louter toegespitst op de essentie van Shakespeares oeuvre:
radeloos midden in het bos
komt de dierlijkheid van de passies naar boven
en met de kracht van de planten als wapen,
heeft de Liefde haar verborgen agenda:
orde herstellen in de natuur.
Acte I
Weg van het stadsgedruis, vlucht de dichter het woud in. Hij strijkt er uitgeput neer en half in slaap krijgt hij het gezang van de feeën (sopranen) te horen. Ze zingen voor de koningin Titania, die de jaloezie ontvlucht van haar man Oberon. Al dansend om de dichter (bas) heen, bestoken ze hem totdat hij toegeeft dronken te zijn en zich ertoe verbindt een gedicht te schrijven ter ere van deze mysterieuze dames.
Acte II
Feeën en allerhande nachtwezens dansen in het maanlicht en zingen hem steeds dieper in slaap. Tijdens zijn droom krijgt hij de sleutels van de Liefde aangereikt: de Nacht (sopraan), het Mysterie (sopraan), het Geheim (alto) en de Slaap (bas).
Acte III
De droom wordt des te heftiger alsof Eros binnensijpelt in tal van gedaantewissels. De verbeelding slaat op hol en in een golf van verlangen baadt hij in wilde schoonheid -zij het beestachtig of vol tederheid. Ik kan een paard zijn, soms een hond, soms zelfs beide, een zwijn, een onthoofde beer, en dan een vuur dat vlamt en vonkt Ik hinnik, blaf en grom, en brul en vlam als paard, als hond, als zwijn, als beer, als vuur, en dan weer van vooraf aan. (William Shakespeare, Midsummer Night’s Dream III.1)
Acte IV
Overspoeld door die brandende beelden waar hij geen blijf mee weet, is het moeizaam ontwaken. Het is storm vanbinnen en de mist lost slechts langzaam op. Wat een droom en … wat een verademing als bij zonsopgang Phoebus (tenor) opkomt. De natuurlijke orde der zaken gaat opnieuw zijn gang met de Lente (sopraan), de Zomer (alto), de Herfst (tenor) en de Winter (bas) die het levensritme bepalen.
Acte V
Juno (sopraan), godin van het zuivere maanlicht, fluistert de maat in bij elke vrouw die het horen wil. Ze bezingt de liefde met de wisselingen die haar eigen zijn – soms wassend soms afnemend. Ook de dichter wordt zich in de loop der jaren bewust van de verende kracht van moeder aarde. Toch blijft die ene wilde zomernacht een echt raadsel. De verklaring ligt deels in het momentum, de natuur en haar cycli, maar er is nog iets en dat beseft hij pas later: een plantensubstraat. Was het Puck? Vandaag neemt hij die kennis mee als metgezel van duurzame liefde. Hymen (bas), god van de echtverbintenis, bouwt erop verder en brengt een ode aan die Liefde die men steeds weer kunstig weet te vernieuwen.