Brewaeys’ klankspinsels
Een bijdrage van Melissa Portaels
In het hoofd van Luc Brewaeys was het nooit stil. Altijd was er een stukje van zijn brein aan het componeren, aan het boetseren met klank. Hij kon dat naar eigen zeggen overal: te midden van zijn gezin in de living, op café of zelfs in de metro. Zodra de muziek helder in zijn hoofd zat, had hij ze maar op te schrijven alsof er hem een dictee werd voorgelezen. Ik kan me amper voorstellen hoe zo’n geniaal hoofd werkt, maar het fascineert me mateloos.
Uit niets ontstaat alles. Naar dat idee hintte Brewaeys met de titel van zijn eerste symfonie ‘..., E poi c’era ...’ (Italiaans voor ‘En toen was er...’). Na een jaar lang creatieve stilte liet hij zich voor deze symfonie inspireren door het spectralisme, een muzikale esthetiek die de kleur van klank als uitgangspunt neemt. Klankkleur werd vanaf dan misschien wel de belangrijkste bouwsteen van Brewaeys’ muzikale taal. Met dit programma presenteren I SOLISTI, HIIIT en Filip Rathé daar een bijzonder mooie staalkaart van, geflankeerd door het werk van componisten met een even grote fascinatie voor klankkleur.
Brewaeys schreef ‘Talisker’ voor het openingsweekend van Antwerpen 93, het programma van Antwerpen als Culturele Hoofdstad van Europa. Het werk werd toen uitgevoerd in de galmende stationshal van Antwerpen-Centraal. Die originele locatie vuurde Brewaeys’ speelse creativiteit eens te meer aan. Met behulp van enkele atypische instrumenten en speelwijzen liet hij de natuurlijke echo van het gebouw vervormen of schijnbaar langer klinken. Toen ik ‘Talisker’ voor het eerst live hoorde – niet in Antwerpen-Centraal, maar in de majestueuze hal van de Koningin Elisabethzaal –, wist ik niet waar eerst te luisteren. Brewaeys speelt met de verwondering voor de manier waarop klank zich in tijd én ruimte beweegt. Daarom niet altijd traag en laag voor laag, maar soms ook met een razende snelheid, zoals in ‘OBAN’. Zijn liefde voor klokachtige geluiden (een die hij deelt met zijn vriend Jonathan Harvey) laat zich in ‘Talisker’ al horen door de aanwezigheid van talrijke galmende metalen percussie-instrumenten. In ‘Ni fleurs, ni couronnes: Monument pour Jonathan Harvey’ voor viool solo, spookviolen en klokken laait ze helemaal op. Dat in de tape met klokgeluiden geen enkele échte klok aanwezig is, maar met de potten en pannen uit Brewaeys’ keuken gemaakt werd, is een intussen slecht bewaard geheim, maar Brewaeys ten voeten uit. Net zoals uit niets alles ontstaat, geldt voor Brewaeys’ muziek soms ook dat niets is wat het (op het eerste ‘gehoor’) lijkt.
Melissa Portaels is stafmedewerker bij MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek] en lid van de Luc Brewaeys Foundation. Ze schrijft haar columns bij deze concertreeks op vraag van Muziekcentrum De Bijloke. Ontdek meer over het legacyproject ‘Fasten Seat Belts’ op www.lucbrewaeys.com