Beginnen doe je met een prelude

Een bijdrage van Waldo Geuns

Het eerste huisconcert dat ik ooit gaf, was in de woonkamer van mijn grootouders. Ze hadden tantes, nonkels, vrienden en buren uitgenodigd, en minstens twee mensen die vooral voor de Limburgse vlaai kwamen. Ik was acht en begon – heel braaf, zoals mijn pianoleraar had gezegd – met Bachs ‘Prelude in C’. Die prelude die zowat iedere jonge pianist speelt. Wist ik veel dat er achter elke prelude een fuga schuilgaat. Mijn leraar zei alleen: “Goed werkje om een concert mee te beginnen.” Acht jaar oud knikte ik, voelde me een muzikale held… vooral omdat ik niet meteen de moeilijke stukken hoefde te spelen.

Jaren later, tijdens een tournee met Kristien Hemmerechts over Chopin en George Sand, kwamen er opnieuw preludes op mijn pad. Bij Chopin geen fuga’s: elke prelude staat op zichzelf, een mini-universum met een eigen humeur. Kristiens favoriet was Nr. 15, de beroemde “Regendruppelprelude”. Chopin vond zulke bijnamen vreselijk. Maar wie luistert er nu naar Chopin als de regen zo mooi klinkt in een herhaalde noot? Kristien verdween volledig in dat kleine stukje. Het was heerlijk om te zien hoe een werk van twee minuten iemand meenam naar een wereld die alleen in haar hoofd bestond.

Misschien is dat precies wat een prelude doet: ze klinkt als een aanloop, maar niemand zegt waarheen. Ze geeft een richting, geen bestemming. Ideaal voor luisteraars die zelf het verhaal willen schrijven. Zelfs de achtjarige ik, die dacht dat Bach vooral handig was om het publiek in de juiste stemming te brengen, voelde dat er iets gebeurde dat groter was dan de nootjes op het blad.

En dan Sjostakovitsj. Ook hij schreef preludes mét fuga’s, maar ik hoor iets heel anders dan bij Bach. Zijn preludes zijn hoekig, eigenzinnig, soms fluisterend ironisch. Waar Chopin je in een zachte wolk hult, schuift Sjostakovitsj een bureaulamp dichterbij en zegt: “Let eens goed op. Hier gebeurt iets.” Zijn fuga’s zijn niet netjes, maar onweerstaanbaar. Alsof ze een geheim plan hebben, je een onbekend terrein intrekken en je daarna grijnzend weer loslaten.

Daarom kijk ik zo uit naar het recital van Avdeeva. Twee totaal verschillende manieren om “prelude” te zeggen. Chopin opent de deur; Sjostakovitsj duwt je erdoor. Maar ze delen dat ene effect dat ik als kind al voelde: een prelude doet iets met je nog voor je doorhebt dat het begonnen is.

En mocht iemand mij vandaag vragen waarmee je een concert moet openen? Nog altijd: met een prelude. De rest volgt vanzelf. Serieus, je zou bijna willen dat de prelude een eigen fauteuil krijgt, een stukje van de vlaai, en rustig toekijkt hoe de rest van het concert zich voortbeweegt.

Waldo Geuns is gepassioneerd door het verhaal achter de muziek. Als pianist, musicoloog en filosoof is hij regelmatig te gast op podia in binnen- en buitenland. Daarnaast schrijft hij voor cultuurmagazines en is hij docent muziekgeschiedenis en filosofie aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Hij schreef zijn tekst bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke

Zet mij op de wachtlijst

Wenslijstje

Toegevoegd:

Naar wenslijstje

Inschrijven voor onze nieuwsbrief