Muziek voor het leven

Een bijdrage van Tom Janssens

Hedendaagse musicologen maken komaf met de meest hardnekkige mythes. Zo blijkt de veronderstelling dat bij Mozart alles vanzelf ging, een fabeltje. In realiteit was hij een workaholic, die met pragmatische ijver en genadeloze zelfkritiek te werk ging. Studies van zijn schetsen tonen aan dat hij maanden kon sleutelen aan een melodie of verschillende alternatieven uitwerkte vooraleer een besluit te nemen. Soms schreef hij een aria pas uit nadat hij de zanger in kwestie de openingsnoten hoorde zingen. Vaak ook werkte hij aan verschillende composities tegelijk. Componeren stond voor Mozart gewoon gelijk aan keihard werken. Volgens zijn vrouw Constanze was het juist die werkdrift die hem in 1791 de dood injoeg.

Toch is over één ding iedereen het roerend eens. Het harde labeur dat aan Mozarts noten voorafging, is zelden af te horen aan de muziek zelf. In zijn composities kwam Mozart steevast uit op een gehumeurde intelligentie en onbevangen opgewektheid. Zelfs wanneer hij het superernstig durft maken, bezit zijn muziek zoveel charme dat je niet anders kan dan erdoor verrukt te worden.

Neem de vier fluitkwartetten, die Mozart componeerde in de winter van 1777-78, toen hij resideerde in Mannheim in een poging een baan te vinden, die hem zou verlossen van zijn functie aan het aartsbisschoppelijke hof in Salzburg. De job ging aan Mozarts neus voorbij, maar hij vond er wel de tijd om voor de Nederlandse amateurfluitist Ferdinand De Jean, die in dienst was van de Vereenigde Oostindische Compagnie, vier ronduit verrukkelijke kwartetten te schrijven. Luister naar de sierlijke meanderende melodie op plukkende strijkers in het ‘Adagio’ van het kwartet in D: niemand die deze wonderlijk speelse, gewichtloos vrolijke muziek beluistert, zal kunnen vermoeden dat de componist het neerschrijven ervan als een loden last opnam. Uit gefrustreerde brieven blijkt dat Mozart de fluit een ‘onuitstaanbaar instrument’ vond, en dat hij de opdracht maar wat graag zou afbreken. Toch hield Mozart de eer aan zichzelf, en leverde hij heel professioneel de bestelde partituren af.

Heel wat onbezorgder verliep het werk aan ‘Eine kleine Nachtmusik’, misschien wel een van zijn meest iconische partituren. Ook hier detecteer je onmiddellijk dezelfde geniale nonchalance die alleen maar uit de koker van Mozart kan komen: de geanimeerde openingsakkoorden, die in gelijke mate melodie én harmonie zijn, de verpletterende onschuld van de Romance, de danspasjes van het Menuetto of de manier waarop het afsluitende Allegretto speelt met lichtdonkereffectjes.

Meer nog dan bij de fluitkwartetten voel je aan een serenade als ‘Eine kleine Nachtmusik’, geschreven parallel aan en tegelijk met ‘Don Giovanni’, dat Mozart een man van de planken was. Serenades waren doorgaans lichte verstrooiingsmuziek bij soirees, kleine parades, tuinfeestjes, picknicks of andere partijtjes, de muziek moest bij het keuvelen of dineren vooral niet al te veel op de maag liggen. Maar de melodieuze, haast theatrale spitsvondigheid die Mozart hier tentoonspreidt, was niet eerder gehoord. Allicht meteen ook de reden waarom het stuk eerst in 1827 gepubliceerd werd, meer dan dertig jaar na zijn dood in 1791.

Vóór Mozart, zo argumenteert zijn biograaf John Rosselli, was muziek er “voor het gebruik, voor de gemeenschap, voor religieuze contemplatie, voor plezier, voor kenners die zich interesseren in kleine, nieuwe vindingen. Na Mozart werd muziek iets voor het leven, voor de liefde, voor de schaduw des doods, voor de diepste individuele gevoelens.”

Tom Janssens is artistiek coördinator bij Muziekcentrum De Bijloke.

Put me on the waiting list

Wish list

Added:

To wishlist

Subscribe to the newsletter