Viking tegen wil en dank

Zou het kunnen dat de naam van een muzikant de slagvaardigheid en ontembaarheid van zijn pianospel verraadt? Ook als dat hevig contrasteert met zijn verschijning en spreektrant? Víkingur Ólafsson is vriendelijk, bedaard en een beetje schuw.

Tickets voor 30/9/2021

Het geheim van het eclatante succes dat de IJslander Víkingur Ólafsson de jongste jaren te beurt viel? Wij gokken op het ontnuchterende, mild op de lachspieren werkende contrast tussen zijn woeste naam en zijn fysieke verschijning – ergens tussen asceet, IT-nerd en personage in een arty zwart-witfilm in. Bovendien schopte Ólafsson het tot wereldberoemde pianist zonder overwinning in een wedstrijd. Jawel, de strijd om zichtbaarheid wordt ook in klassiekland meer en meer online gestreden. 

Of dat een goede zaak is, hangt ervan af. Jazeker, huiskamerconcerten in corona- tijd of filmpjes waarin de artiest het werk inleidt dat hij dadelijk zal spelen, vergroten de nabijheid bij het publiek. Neem het YouTube-filmpje van Ólafssons afscheidsconcert aan zijn appartement in Berlijn, net voor hij weer ‘fulltime’ in IJsland gaat wonen (wat dat ook moge betekenen voor een drukbezette solist die van hotel naar podium naar interview naar luchthaven jakkert). 

Anderzijds: pianospelen is een akoestische gebeurtenis, waarin de klank van instrument en ruimte essentieel zijn. Luisterend aan een computer mis je 80 procent van de pointe. Het is belangrijk dat ook razend intelligente en welbespraakte muzikanten zoals Ólafsson dat blijven zeggen. 

Let wel: niet alle muzikanten zouden het daarmee eens zijn. Glenn Gould stopte bijvoorbeeld al vroeg met live spelen en maakte een kwarteeuw lang alleen maar opnamen. Met Gould deelt Ólafsson een grote liefde voor Bach, een opmerkelijk assertieve aanslag en een totale desinteresse voor stilistische conventies – niet voor niets ontving The New York Times hem als de ‘IJslandse Glenn Gould’. En ook Gould had een scherp oog voor de architectuur van een stuk. 

Zonder manifestatiedrang 

Ook de carrièrestart zonder grote wedstrijden is overigens niet nieuw. Svjatoslav Richter, Vladimir Horowitz en Vlado Perlemuter werden legenden zonder concours. Ze waren onontkoombaar. 

Ólafsson kwam weliswaar onder de aandacht als student aan The Juillard School in New York, maar heeft veel te danken aan zijn werk met de gevierde minimal-componist John Adams en met de populaire dirigent Gustavo Dudamel, chef van de Los Angeles Philharmonic. In 2016, toen 32 jaar oud, kreeg Ólafsson een exclusiviteitscontract met Deutsche Grammophon, ooit de hoogste eer die een musicus te beurt kon vallen. Dat contract gaat ook al vijf jaar mee, wat opzienbarend is in een tijd waarin de klassieke industrie aan de lopende band vaak getalenteerde maar meestal vooral mooie jongeren promoot, opbrandt en dumpt.

Wat maakt Ólafsson dan tot een blijver? We wagen ons aan een verklaring. Eén: hij was al een dertiger toen de roem kwam. Met zijn intellect wil dat zeggen: een vrij compleet gevormde muzikale persoon- lijkheid. 

Twee: de stukken waarmee hij in de openbaarheid treedt, zijn vaak het tegendeel van manifest virtuoos. Ólafsson is beslagen in de minimal music en de new age-achtige muziek die IJsland en Scan- dinavië voortbrengen, en slaagt erin om gelijkaardige kwaliteit te verlenen aan pak- weg een arrangement van een orgelsonate van Bach. Wat jongere luisteraars meesle

pend vinden aan de soundtrack van een Scandinavische film noir, weet Ólafsson mee te smokkelen in zijn sfeerschepping voor ouder werk. Of dat een zegen of een vloek is, daarover kan je van mening verschillen. Het is in elk geval probaat, en het spreekt een breed publiek aan zonder uitverkoop. 

Des te sterker zijn dan ook de momen- ten waarop virtuositeit wél aan de orde is. Ólafsson wendt ze aan op de mooiste manier die er bestaat: gewoon omdat ze nodig is, zonder de minste manifestatiedrang. 

Drie: Ólafsson vindt een weg om zich niet alleen als muzikant maar ook als leraar te gedragen, zonder dat het publiek dat pedant of vervelend vindt. Zijn recente plaat koppelt muziek van de Franse barokcomponist Rameau aan werk van zijn landgenoot Debussy, die aan de wieg van het 20-eeuwse modernisme stond. Ólafsson legt in live-uitvoeringen uit op welke wijze Debussy door zijn voorganger beïnvloed was. 

Elke geïnformeerde muzikant weet dat, er zijn er echter maar weinigen die het in woorden voor leken of liefhebbers kunnen vertellen, met feilloos gevoel voor timing en terminologie bovendien. En die het ver- volgens ook nog eens kunnen laten horen zonder er een karikatuur van te maken. Alleen al die kwaliteit maakt het succes van Ólafsson op zijn minst hartverwarmend.