Het mysterie van Dimitri

Dimitri Sjostakovitsj had een dubbele verhouding met het regime van Stalin. Hoe kon de dwarsligger kritiek leveren in zijn muziek en toch een straf ontlopen? Een spannend levensverhaal op het randje, aan de hand van de composities die je ontdekt op het Sjostakovitsj Festival.

Yves Senden

Dimitri Sjostakovitsj (1906-1975) wordt geboren in een woelige periode. De laatste stuiptrekkingen van het tsarendom worden ingeruild voor een nieuw maatschappelijk systeem: het communisme op maat van Lenin wordt aan de bevolking opgelegd. Na de Russische Revolutie van 1917 komt het land in een bloedig intern conflict terecht, met hongersnood erbovenop.

Als de vader van Dimitri Sjostakovitsj in 1922 overlijdt aan een longontsteking, is dat een grote mentale en financiële belasting voor het gezin. Om een centje bij te verdienen gaat Dimitri in 1923 stille films begeleiden op piano. Op zo’n filmvoorstelling smokkelt hij een bevriende violist en cellist naar binnen en spelen ze, bij wijze van try-out, zijn pasgecomponeerde ‘Trio nr. 1’. Hij schreef dit werk in volle passionele verliefdheid voor Tatjana Glivenko. Zijn verlangen naar haar zou pas overgaan als ze in 1932 een kind krijgt met andere man.

Dimitri ontpopt zich als getalenteerd pianist en componist. Hij weet zijn conservatoriumjaren succesvol af te sluiten met de première van zijn ‘Symfonie nr. 1’, een werk waardoor hij niet alleen in de Sovjet-Unie maar ook internationaal opgemerkt wordt. Hij is dan amper 20 jaar oud en besluit zich niet op een pianistencarrière te storten, maar definitief het compositiepad in te slaan.

Dubbele bodem

Daarbij schuwt hij het experimentele niet. Zo komt in de lichtjes absurdistische opera ‘De Neus’ een lange slagwerksolo voor. Daarnaast schrijft hij muziek voor theater, ballet en film, al dan niet in opdracht van de regering. Een luchtiger toon spreekt uit zijn ‘Pianoconcerto nr. 1’.

Intussen werkt hij aan een groots plan: een cyclus van vier opera’s over de Russische vrouw. De eerste opera, ‘Lady Macbeth van Mtsensk', gaat in Leningrad (Sint-Petersburg) en Moskou in productie en is zeer succesvol. Begin 1936 bezoekt Stalin de opera en verlaat de zaal halverwege het werk. Enkele dagen later verschijnt het vernietigende artikel ‘Chaos in plaats van muziek’ in de Pravda. Sjostakovitsj realiseert zich dat zijn leven aan een zijden draadje hangt. Stalin is immers bezig aan (wat men is gaan noemen) de Grote Terreur: alles wat niet in zijn visie paste, dient verwijderd te worden, door verbanning, deportatie, executie.

De rijzende ster van Sjostakovitsj moet Stalin een doorn in het oog zijn, maar tegelijk realiseert Stalin zich dat hij Sjostakovitsj nog nodig zou kunnen hebben. De componist krijgt de kans zich officieel te rehabiliteren. Dit resulteert in ‘Symfonie nr. 5’, waarna de componist opnieuw kan functioneren, binnen het gareel van Stalins ideologie van het optimistische socialistisch realisme. Sjostakovitsj voegt aan zijn muziek evenwel een dubbele bodem toe, waarin het systeem bekritiseerd wordt, uiteraard zonder dat hij dat met zoveel woorden erkent.

In 1940 schrijft Sjostakovitsj zijn ‘Pianokwintet’. De keuze voor die bezetting is, volgens een getuigenis van zijn vriend Isaak Glikman, van bijzonder pragmatische aard. Hij zou eerst een tweede strijkkwartet schrijven, maar omdat hij zelf graag als pianist concertreizen maakt, voegt hij er een piano aan toe. Het eindresultaat is een vijfdelige compositie met een bijzondere zeggingskracht, zoals blijkt uit de fuga en het intermezzo. Dat Sjostakovitsj weer ‘goed ligt’ bij de instanties, blijkt uit het feit dat hij voor dit werk een Stalinprijs krijgt.

Symboolwerk

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, Hitlers aanval op de Sovjet-Unie en het drie jaar durende beleg van Leningrad breekt opnieuw een turbulente periode aan voor de componist. Het leidt tot ‘Symfonie nr. 7’ (de ‘Leningradsymfonie’). In het eerste deel wordt de invasie van de vijand opgeroepen, wat de compositie tot een symboolwerk maakt.

Ook deze symfonie gaat – en deze keer in volle oorlogstijd – een internationale carrière tegemoet en levert hem eenStalinprijs op. In 1944 overlijdt onverwacht Ivan Sollertinski, een van zijn nauwste vrienden en een van de weinigen die hem ten tijde van de Grote Terreur is blijven steunen. Ter nagedachtenis aan hem schrijft Sjostakovitsj zijn ‘Pianotrio nr. 2’, een compositie waar hij erg lang aan werkt en waarvoor hij opnieuw een Stalinprijs krijgt. De Joodse thema’s zijn typerend voor de sympathie die Sjostakovitsj zijn hele leven koestert voor het Joodse volk.

In 1948 komt Sjostakovitsj voor een tweede keer in conflict met Stalin, en ook hieruit weet hij zich te redden. Na de dood van Stalin in 1953 verandert de situatie voor hem geleidelijk, maar het is niet bepaald een verbetering. Hij wordt uiteindelijk onder druk gezet om toe te treden tot de communistische partij. Enerzijds lijkt hij zich te conformeren, anderzijds blijft hij op zijn manier een luis in de pels. Binnen een klimaat van Rusissch antisemitisme stelt hij de moord op Joden aan de kaak in ‘Symfonie nr. 13’ (‘Babi Jar’). Enkele jaren zet hij zeven gedichten van de Joodse dichter Aleksandr Blok op muziek. Daarin overloopt hij alle rekenkundige combinaties in de bezetting: drie duo's, drie trio’s en een kwartet.

Het enigmatische blijft zijn hele carrière aan het werk van de componist kleven. De lichtvoetigheid en vele citaten in ‘Symfonie nr. 15’ stellen luisteraars tot op vandaag voor een raadsel. Een prettig raadsel weliswaar, waarvan je kan genieten zonder de antwoorden te krijgen.

De auteur van dit artikel geeft een lezing op 03.05 om 14u, vóór het avondconcert. Alle info op www.davidsfonds.be/sjostakovitsj

Symfonie voor 3 + 3

Trio Khaldei & friends

do 1 mei 20:00 - 22:00

De dichter in Dimitri

Raquel Camarinha & Wanderer Trio

vr 2 mei 20:00 - 21:40

Soundscape van roerige tijden

Thomas Beijer & Ragazze Quartet

za 3 mei 20:00 - 22:00