Van Bach tot nu: verbonden dankzij Mozart
Johann Sebastian Bach
Brandenburgs Concerto nr. 1
Beste concertganger, gelieve uw fijne smaak enigszins in toom te houden en deze nederige pennenvruchten van J.S. Bach niet op hun onvolkomenheden af te rekenen. Pardon? Wel, geloof het of niet, maar ongeveer in die bewoording richtte Bach zelf het woord tot de markgraaf van Brandenburg, toen hij hem bij wijze van sollicitatie zes concerti toezond. Meer bepaald ging het om zogeheten concerti grossi naar Italiaans model. In zulke stukken ontspint zich doorgaans een muzikale dialoog tussen het ripieno, het orkest zeg maar, en het concertino dat de solistische partijen bundelt. De hoofdrollen in dit eerste concerto zijn weggelegd voor twee hoorns, drie hobo’s, een fagot en een viool. Een concerto grosso kent normaal drie delen (snel, traag, snel). Dat is hier ook het geval, zij het dat Bach er nog een
dansachtig vierde deel heeft aangeplakt. We horen achtereenvolgens een menuet en een
polonaise, telkens met bijhorend trio.
Wolfgang Amadè Mozart
Pianoconcerto nr. 21
Zowat halverwege de achttiende eeuw was het concerto grosso volledig weggeconcureerd door het concerto zoals we dat bij Mozart aantreffen. Ook hier gaat het om een drieledige structuur. Het eerste deel staat in sonatevorm met een expositie, doorwerking en reprise van de thema’s. Na een fantasievolle binnenkomst neemt de piano schijnbaar braaf het eerste thema van het orkest over. Iets later echter benadrukt de solist meteen zijn individualiteit door op eigen houtje nieuw materiaal naar voren te brengen. Wie goed luistert herkent het muzikale kopje van iets dat zich later tot het begin van de beroemde veertigste symfonie zal ontwikkelen – ti-da-da, ti-da-da, ti-da-da. Het trage middendeel is een hartenbreker en het hoeft dan ook geen wonder te heten dat het op het grote scherm ooit het tragische liefdesverhaal van een gedeserteerde luitenant en een koorddanseres opluisterde (i.e. Elvira Madigan uit 1967). Een snedig rondo rondt het geheel af.
Thomas Adès
Three studies from Couperin
Maurice Ravel
Le Tombeau de Couperin
François Couperin was een Frans componist uit de barok en liet ons onder andere enkele lijvige bundels bijzonder klaviermuziek na. Thomas Adès werkte enkele van deze stukjes om tot zijn Three studies from Couperin. Via subtiele orkestratie slaagt hij erin deze luimige tokkelmuziek over drie eeuwen heen te tillen en ze in te bedden in een hedendaags klankbeeld. Een perfect pendant van deze oefening vormt Ravels Le Tombeau de Couperin. Deze reeks bedrieglijk lichte dansen werd geschreven tijdens de Eerste Wereldoorlog, ter hommage aan enige gesneuvelde kornuiten. In tegenstelling tot Adès behelst het geen letterlijke zetting maar een fantasievolle pastiche van de Franse klaviersuite die in de barok erg en vogue was. Het dansachtige karakter maakt dat er van een grafsfeer hoe dan ook geen sprake is, alsof de componist een brok schoonheid wou droppen te midden van het barbaarse strijdgewoel.
Obe Vermeulen (SOV Composers’ Academy)
NUCLEUS - creatie
Dit jaar zal België nog zo’n 42,2% van zijn elektriciteit uit kernenergie winnen. Niet in dit cijfer opgenomen is evenwel de creatie van Obe Vermeulen. Nochtans betekent NUCLEUS niets minder dan ‘kern’ in het Latijn. Ook hier wordt alles geboren uit een minuscule entiteit - een enkele noot, de re in dit geval. In de luttele tijdspanne van vijf minuten doorkruist de vrijkomende energie de verschillende instrumentgroepen om ze uiteindelijk tot een spanningsveld samen te smelten dat weliswaar nooit helemaal tot volle resolutie komt. De componist wil met die ontwikkeling een brug slaan tussen het vroege en latere repertoire op het programma. De knipogen naar de oude meester Mozart zijn dan ook niet van de lucht. Spits dus de oren en mogelijks herkent u een verwijzing naar de opening van de opera Don Giovanni. Andere eresaluten verhullen zich als fuga-achtige interacties, geciteerde motieven en het gebruik van een aantal karakteristieke modi.
Régis Dragonetti