Alsmaar mooier, alsmaar beter

Hendrik Vanden Abeele

De toekomst kan beangstigend zijn. Lees, bekijk of beluister het nieuws, en daar heb je het: de wereld gaat naar de verdoemenis. Er lijkt soms weinig reden om optimistisch te zijn over wat er is en wat er komen gaat. Wat kan ons ondanks alles helpen om met vertrouwen naar de toekomst te kijken? Misschien het aloude trio geloof, hoop en liefde? Blijven geloven dat alles beter kan, dat geloof bergen verzet? Geloven dat zorgen voor elkaar de mensheid vooruit zal helpen? Vasthouden aan hoop op beterschap, hopen dat uiteindelijk alles goed komt, zeker als we zelf actief aan die betere toekomst werken? Er zijn veel manieren om dat te doen, maar één ding staat vast. Je hebt er liefde voor nodig. Liefde voor jezelf, voor de ander, voor de natuur, voor de andere dieren, voor volgende generaties.

Oermenselijke deugden

De titel van dit project gingen Psallentes en Revue Blanche halen bij de Italiaanse dichter Francesco Petrarca (1304-1374). Toen hij in de literaire wereld al een zekere status had bereikt, besloot hij een brief te schrijven aan het nageslacht: ‘Epistola posteritati’. Het is een autobiografische tekst, waarin Petrarca zichzelf als een deugdzaam humanist en christen afschildert. Op een modern aandoende manier kijkt hij naar zijn eigen ik, zoals hij denkt en hoopt dat men in de toekomst naar hem zal kijken. Daarmee overstijgt hij zijn eigen tijd en zijn plaats erin, als burger van de wereld – een wereld die nood heeft aan verbetering. De sleutel daartoe ziet Petrarca in het vinden van een balans tussen klassieke en christelijke deugden. Zeg maar: de oermenselijke deugden, waarin de liefde natuurlijk voorop staat.

Petrarca’s poëtisch oeuvre, hoewel rijk en verscheiden, is voor een belangrijk deel getuige van de onbereikbaarheid van de ideale geliefde. Alleen al in zijn Canzoniere staan 366 gedichten rond vrijwel uitsluitend dat thema. Zowel verdoken als meer expliciet beschrijft de dichter zijn pijn om het verlangen naar Laura, de getrouwde vrouw die hij op Goede Vrijdag 1327 voor het eerst zag. We zouden Petrarca daarmee kunnen wegzetten als het zoveelste voorbeeld van the male gaze (het mannelijke staren). Maar we doen hem daarmee tekort. Hij getuigt vooral van de kracht en de onontkoombaarheid van de liefde, als eerste drijfveer van het menselijk bestaan. De brief die Psallentes en Revue Blanche met Epistola posteritati op hun beurt aan de toekomst schrijven, versterkt die getuigenis op een muzikaal zeer gevarieerde manier.

"Op een modern aandoende manier kijkt Petrarca naar zijn eigen ik, zoals hij denkt en hoopt dat men in de toekomst naar hem zal kijken."

Loflied op de liefde

Uiteraard kijken we eerst naar componisten die dicht bij de leefwereld van Petrarca zelf staan. Jacopo da Bologna is zo iemand. Van hem een caccia (zeg maar: een canon) en een reeks madrigalen, in één geval op tekst van Petrarca (Non al so amante). Ook op tekst van Petrarca maar honderd jaar jonger is het Vergine bella van Guillaume Dufay. De humanist Petrarca kijkt naar Maria, moeder van Jezus, en vraagt haar om hulp in het omgaan met ‘de grote ellende van de menselijke hoedanigheid’. In Mariale teksten was al heel lang een dubbelzinnig spel aan de gang, waarbij de ‘mooie maagd’ ook een meer wereldlijk tintje kon krijgen. Dat is zeker zo in het Epithalamica, waarin de oude meester Pierre Abélard, geheel naar de traditie ooit gestart in het oudtestamentische Hooglied, een loflied zingt op het huwelijk. En dus op de liefde. De aanlokkelijke bruid, de betrouwbare bruidegom, de vreugde en de vertwijfeling van de huwelijksnacht.

Tederheid en zorgzaamheid

Van een heel andere orde is de soms wat desolaat aandoende muziek van de Italiaan Salvatore Sciarrino (1947). Er is veel stilte, en die stilte wordt nu eens gevoed en dan weer verstoord door de kleuren en texturen van de solist. Soms gaat het er ronduit virtuoos en heftig aan toe, bijna wanhopig. Een andere keer voel je een bijna pijnlijke tederheid, een indringende intimiteit. Zelf zegt Sciarrino dat hij gelooft dat zijn muziek elegant en delicaat kan zijn, zonder noodzakelijk ‘mooi’ te worden. Hij gebruikt het tot de verbeelding sprekende beeld: ‘als een vulkaanuitbarsting vanuit de verte’.

Aan de Californische componist Michael Pisaro-Liu (1961) vroegen we een werk te maken dat tederheid en zorgzaamheid zou uitstralen, als noodzakelijke deugden op weg naar een betere wereld. Love be my guide (Liefde zij mijn gids) is het centrale thema. En de laatste woorden spreken boekdelen: Grasping at nothing, I embrace the world (Mij aan niets vastklampend, omarm ik de wereld). Er moge dan misschien niet veel hoop zijn, niet veel reden tot optimisme, het is onze verdomde plicht ons vast te klampen, omwille van onszelf en de volgende generaties, aan elk sprankeltje positiviteit, steeds op weg naar een toekomst waarin de wereld alsmaar mooier en alsmaar beter is. Het samen beleven van muziek, van kunst in het algemeen, is daar een opwindend onderdeel van.

Epistola posteritati

Revue Blanche & Psallentes

vr 24 nov 20:00 - 21:15