Musica Gloria
Österreich en zijn dierbare collectie
Programma
Johan Theile
Gott sei mir gnädig
Heinrich Bokemeyer
Me miserum! miseriarum Conflictu tandem obruor!
Michael Österreich
Vater unser
Johann Friedrich Meister
Ach dass die Hülfe
Georg Österreich
Weise mir Herr deinen Weg
Generaties lang lag de muziek van Georg Österreich in de kast. Zijn muziekcollectie, de grootste in Centraal-Europa uit de tijd rond 1700, werd bekend onder de naam van zijn bevriende leerling en opvolger, Heinrich Bokemeyer. Georg werd geboren in Magdeburg en werkte als virtuoos zanger in Leipzig, Hamburg en Wolfenbüttel, voordat hij in 1689 werd benoemd tot kapelmeester aan het hertogelijke hof van Gottorf in Noord-Duitsland. In Gottorf bracht hij 12 rijkgevulde jaren door: hij verzamelde muziek, voerde die uit in de staatsievertrekken van het kasteel en componeerde eigen werken voor begrafenissen van edellieden. Aanvankelijk werkte Österreich er voor hertog Christian Albrecht, die in 1694 overleed; het grootste deel van zijn collectie stelde hij voor deze periode samen. De opvolger van de hertog, Friedrich IV, stierf tijdens de Grote Noordse Oorlog (1700-21) in 1702 al, en kort erna moest Österreich op zoek naar een andere werkplek. Intussen had hofmuziek wel een enorme transformatie ondergaan. Stijlkenmerken uit de Italiaanse opera werden opgenomen in geestelijke muziek en ‘de nieuwe hobo uit Frankrijk’ bereikte het hoge Noorden van Duitsland. Österreich had een open geest en nam enthousiast nieuwe ideeën en mogelijkheden aan. Zo verving hij soms ‘de oude cornetto’ door de ‘nieuwe hobo’ wanneer hij werken van oudere collega’s arrangeerde. Na zijn werkjaren in Gottorf werkte hij als muziekleraar en tenor bij het beroemde operahuis in Braunschweig en kwam hij nog terug in Wolfenbüttel als hofcantor.
Alle stukken in dit programma komen uit zijn collectie en ze vertegenwoordigen bijna elk facet van zijn artistieke activiteit. Österreichs twee voorgangers in Gottorf komen elk met één werk aan bod: Johann Theile (Österreichs mentor in Wolfenbüttel) met een psalmenconcerto, Johann Philipp Förtsch met een kerkcantate, waarin het ensemble een bijbelse tekst uitvoert, met solostrofes in het midden. Giulio Giuliani, een Italiaanse virtuoze castraatzanger die Österreich tevens in Wolfenbüttel leerde kennen, was Österreichs zangleraar en collega. De andere compositie met een Latijnse tekst, een aanzienlijk recenter werk, werd geschreven door Österreichs leerling Heinrich Bokemeyer. Hij kocht de muziekcollectie later beetje bij beetje over. Österreichs broer Michael koos voor een carrière als lid van de militaire administratie aan het hof van Gottorf, maar bleef componeren. Het expressieve 'Vater Unser' uit dit programma is van zijn hand. Johann Friedrich Meister, organist in Flensburg, was een van Österreichs eerste artistieke kennissen uit Gottorf.
De meeste van deze werken verwijzen dus naar Österreichs jonge jaren, maar de twee grote werken die het programma omlijsten zijn iets recenter, door hemzelf geschreven rond de eeuwwisseling. Het eerste stuk 'Ich bin die Auferstehung und das Leben' is een van zijn laatste composities geschreven in Gottorf. Het laatste stuk uit het programma schreef hij ook daar, maar arrangeerde hij later in Braunschweig.
Musica Gloria
Nele Vertommen & Beniamino Paganini, artistieke leiding
Maria Ladurner & Wei-Lian Huang, sopraan
Sophia Faltas & Filip Dámec, alt
Adriaan De Koster & Rodrigo Carreto, tenor
Vincent Berger & Thomas Vandenabeele, bas
Elise Dupont & Tomoe Badiarova, viool
Jonathan Ponet, altviool
Lena Rademann, tenorviool
Anne-Linde Visser - cello
Nele Vertommen & Petra Ambrosi, hobo
José Rodrigues Gomes, fagot
Chloé de Guillebon & Beniamino Paganini, orgel & klavecimbel
Met de steun van Vlaanderen, de stad Leuven en de taxshelter van de Belgische Federale Overheid via Cronos Invest