"Een groot werk spelen maakt je als mens rijker"
Vier jaar lang dompelde pianist Julien Libeer zichzelf volledig onder in Bach. De integrale uitvoering van ‘Das wohltemperierte Klavier’ is het orgelpunt van die ultieme zoektocht. ‘Zo’n proces moedigt me aan om zo hoog mogelijk te mikken.’
Bram Van Haelter
Julien Libeer is naast een geweldig pianist ook enorm belezen en eloquent. Hij ziet, voelt, interpreteert en veruitwendigt, maar wil in de eerste plaats begrijpen. Daarom verdiept hij zich telkens voor langere tijd in een welgekozen magnum opus, in een poging om zowel de kleinste details als de brede context te doorgronden. De uitvoerin- gen van Bachs ‘Das wohltemperierte Klavier’ zijn het sluitstuk van een vier jaar durende zoektocht.
In het verleden bracht je samen met Lorenzo Gatto de volledige vioolsonates van Beethoven. Binnenkort speel je Bachs ‘Das wohltemperierte Klavier’. Is het een bewuste keuze om telkens op één componist te focussen?
“Dat is het op een bepaalde manier geworden. Op de integrale Beethoven- reeks heb ik vijf jaar lang gestudeerd. Door daar zo intens rond te werken leer je veel. Een groot, substantieel werk uit de A-lijst van de canon op je repertoire kunnen zetten, heeft het voordeel van de coherentie. Het is in zekere zin rijker om een werk centraal te plaatsen en je andere werkzaamheden daarrond te organiseren. Dat is een klein decennium lang Beethoven geweest, en sinds 2019 zijn dat de twee boeken van ‘Das wohltemperierte Klavier’. Ik bereik daar nu het einde van een cyclus mee. In de aanloop naar 2024-2025 buig ik mij trouwens over Ravel.”
Een werk van dergelijke omvang en complexiteit begrijpen is natuurlijk geen sinecure.
“Om dat proces te doorlopen is er tijdens de pandemie natuurlijk wel tijd vrijgekomen. De tijd die toen niet naar mijn pasgeboren dochtertje ging, investeerde ik in Bach. Je begint daaraan zoals je elk stuk begint: je leest het door en begrijpt er niets van, je leest het nog tien keer en je begrijpt een beetje meer. Langzaamaan begin je over vingerzetting na te denken, de polyfonie te ontcijferen...”
"Tegelijkertijd informeer je je zelf ook theoretisch. Dat is vooral bij Bach belangrijk: een esthetiek die haar wortels heeft in de zeventiende eeuw is minder intuïtief voor een moderne pianist. Eigenlijk bouw je aan een soort 360 graden-analyse van het werk. Niet enkel het zuiver pianistieke maar ook de brede cultureel-esthetische context speelt mee.”
Je wordt geprezen omdat je niet enkel technisch een uitstekende uitvoerder bent, maar ook gevoel in de muziek legt. Bach staat bekend om zijn wiskundige precisie. Hoe breng je die intellectuele aspecten in balans met emotionele expressie?
“De muziek komt misschien wel voort uit zijn pedagogische praktijk, maar de impact is in de eerste plaats esthetisch-emotioneel. Ik ga niet altijd akkoord met het idee dat Bachs muziek mathematisch is. Natuurlijk waren cijfers belangrijk in een tijd waarin alles symbolisch werd geïnterpreteerd, maar Bach doet meer. Hij denkt in structuren. Ik zie Bach als een schaak- grootmeester: door één pion te verschuiven ziet hij direct welke mogelijkheden zijn zet opent.”
"Het is een privilege om in het hoofd en hart van de meest verstandige mensen te mogen ronddwalen."
“Die patronen herken je ook in de natuur. Bomen en slakken hebben bijvoorbeeld een structuur die de Fibonacci-reeks volgt. Dat soort cijfers appelleren aan onze zin voor esthetiek, die deels geworteld is in natuurlijke fenomenen. In plaats van zich te beperken door een overdaad aan abstractie na te streven, heeft hij eigenlijk net het omgekeerde gedaan door heel dicht tegen de werkelijkheid aan te schurken. Dat zie je in zijn zin voor proportie en gelaagdheid. Als ik be- paalde zaken uit de partituur centraal plaats in mijn praktijk, is dat niet enkel om praktische redenen: hoe meer tijd je jezelf geeft om diep te duiken in werken die het waard zijn, hoe meer je zelf ook leert en een dieper muzikant wordt.”
Dus dit proces heeft ook jouw eigen muzikale inzicht – of zelfs muzikale groei – beïnvloed?
“Ja, al is dat moeilijk uit te leggen. Het is een van de grote privileges eigen aan mijn job om altijd in het hoofd en hart van de meest verstandige mensen te mogen ronddwalen. Daardoor is er elke dag weer een reden om te bewonderen én te verwonderen. Het geeft je een idee van wat menselijk mogelijk is en moedigt je aan om zo hoog mogelijk te mikken.”
“Naast het feit dat het werk ongelofelijk mooi is, staat het dus voor een soort ideaal. Dat is een fundamenteel humanistische claim: je bent als mens rijker, verfijnder, diepzinniger en intelligenter als je jezelf confronteert met grote werken van je voorgangers. Dat credo hoog houden is de essentie van een klassiek muzikant.”
In De Bijloke speel je beide boeken. Het eerste boek werd gecomponeerd rond 1722, terwijl het tweede boek werd voltooid rond 1744. Merk je een evolutie in de componeerstijl van Bach?
“Het verschil is gigantisch. Beide boeken hebben de structuur gemeen – 24 preludes en fuga’s in alle toonaarden – maar inhoudelijk liggen beide werken mijlenver uiteen. Tussen 1720 en 1740 is de culturele wereld sterk veranderd. Bach probeerde de nieuwe tendensen die zich aftekenden, te capteren en te verwerken in zijn ietwat conservatieve manier van werken. Hij wou niet enkel een pedagogisch instrument ontwikkelen en een schoolvoorbeeld van technisch perfecte compositie neerzetten, hij wou ook een soort encyclopedisch overzicht brengen van alle gangbare stijlen en karakters. Daar hoort bijvoorbeeld ook de beginnende sonatevorm bij, die hij verwerkte in zijn meer traditionele benadering. Dat geeft beide boeken een heel andere aanblik, al zijn ze beide meer dan de moeite waard.”