Twee modi

Een column van Régis Dragonetti

Mei. Bloeimaand. Van geen winterslaap te verdenken kruipt Symfonieorkest Vlaanderen dan maar uit het ei, en wel met enkele lentefrisse liederen over de natuur: Benjamin Brittens bewerking van Mahlers ‘Wat de bloemen in de wei mij vertellen’, de pastorale symfonie van Beethoven en Erkki-Sven Tüürs ‘Illuminatio’ voor altviool en orkest. In dat orkestraal gekwinkeleer liggen mijns inziens verschillende interpretaties van de natuur besloten. Alle drie maken ze aanspraak op het etiket ‘religieus’, in de neutrale zin van het woord dan: re-ligere, een poging om de immer dwalende mens te her-verbinden met wat hem omringt. In vogelperspectief onderscheid ik twee toonaarden, twee modi zeg maar.

De twee romantici van het gezelschap, afgepeigerd van het prozaïsche stadsleven, projecteren zichzelf in een landschap waar ze een zuiveringsritueel ondergaan. Ze knielen in het zachte gras, schrikken van een donderslag, besprenkelen zich met bronwater en vernemen in de wind oude, onuitspreekbare geheimen. Je zou dat de toeristische modus kunnen noemen. Beethoven en Mahler, beide dagtrippers van het eerste uur, evoceren de natuur dus als een soort antropomorfe ‘godheid’. De mens is nietig, ja, maar hij slaagt er met wat moeite toch in een verkwikkende dialoog aan te gaan met die hogere macht.

Heel anders gaat het eraan toe tijdens de ‘pelgrimstocht naar het licht’. Zo althans omschrijft onze tijdgenoot Erkki-Sven Tüür zijn ‘Illuminatio’. Nochtans is het geen letterlijke verklanking van een tocht. De Estse componist schetst de natuur veeleer als een onvatbaar kosmisch principe. Daar is overigens an sich niets mystieks of zweverigs aan. Het is juist de moderne wetenschap die de fysische werkelijkheid haar tover heeft teruggeschonken. Wanneer ik lees over de golf-deeltje-dualiteit van licht of haar absolute snelheid neemt het mysterie voor mij enkel toe – en niet enkel omdat ik het maar half begrijp. Alle technische vooruitgang ten spijt lijkt de waarheid meer dan ooit buiten het bereik van de mens te vallen. Van een mogelijkheid tot individueel contact met de natuur is in deze visie niet langer sprake. Wel nodigt ze uit tot een soort nederigheid, of misschien het inzicht dat we juist deel uitmaken van dat ‘goddelijke’ lichaam. Laat ons dat de ecologische modus noemen.

Kortom, de ene suskewiet is de andere niet. Daarmee wil ik niet zeggen dat elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Volgens mij zijn velen onder ons de twee modi meester. Als individuen fluiten we mee met Beethoven en Mahler. Voorzien van veldfles en verrekijker zoeken we het heilzame contact op met de moederschoot. Sentimenteel, maar het werkt. Als politieke en denkende wezens kunnen we ons echter op een grootschaliger plan begeven. Tüürs ‘Illuminatio’ zet ons, paradoxaal genoeg, eerder met de voeten op de grond, want hoe hoger men wiekt, des te kleiner men zich voelt. Killer en wellicht zelfs gevaarlijker is de natuur hier. Ze zingt noch wiegt, maar doet ons huiveren.

Beide modi bieden troost.

Régis Dragonetti is theoriedocent aan het KASK & Conservatorium. Hij publiceerde gedichten in verschillende tijdschriften en bracht in 2020 de roman 'Karbonkel' uit. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke

Pastorale

Symfonieorkest Vlaanderen & Kristiina Poska

Sat 10 May 20:00 - 21:45

Subscribe to the newsletter