Eberhard Grossgasteiger

Musica Transalpina

InVocare
za 28 januari 20:00 - 21:15
Concertzaal

Programma

Me, myself and I
Renaissancemuziek rond identiteit en zelfbeeld van John Dowland, Luca Marenzio, John Ward, Cipriano de Rore, Giovanni Pierluigi da Palestrina en anderen
Me, myself and I: ijzersterk jong ensemble profileert zich als specialist in een uniek concert rond madrigalen en identiteit
Aan het einde van de 16e eeuw liep het stijfgerokte Engeland behoorlijk warm voor het Italiaanse madrigaal. De publicatie van ‘Musica Transalpina’, een collectie madrigalen van over de Alpen, maakte het op expressieve poëzie toegesneden muziekgenre helemaal hot. Met hun ‘consort songs’ en ‘ayres’ gaven Engelse componisten een geheel eigen invulling aan de madrigaalkunst. Het piepjonge maar supergetalenteerde ensemble InVocare brengt stemmen samen die gespecialiseerd zijn in dit unieke repertoire. Met zorg voor de juiste, originele uitspraak ontrafelen ze de tekstuele finesses van John Dowland, Luca Marenzio, John Ward en Claudio Monteverdi.

Uitvoerders

InVocare

Programmatoelichting

Wie spreekt er wanneer we madrigalen zingen? Wie of wat is het alomtegenwoordige 'ik' of 'zelf' dat madrigaalzangers collectief laten horen? Is het er één? Zijn het er vele?


Bij het zingen van polyfonie is het zingende 'zelf' altijd verdeeld: verschillende stemmen, onafhankelijk van elkaar, die toch dezelfde tekst zingen, elkaar volgen en beantwoorden, die parallel of tegengesteld bewegen, soms samen zingen, soms slechts met enkele stemmen, soms botsen in dissonantie, soms herenigd in cadensen... Het 'ik' of 'zelf' past zich voortdurend aan, ontstaat steeds, ergens tussen collectief en individueel, en altijd in relatie. Het programma ‘me, myself and I’ draait rond het polyfone ‘zelf’ in het Italiaans en Engels madrigaalrepertoire en -praktijk.
In overeenstemming met de muziek creëren ook de teksten van madrigalen een subjectiviteit die pas vorm krijgt door verschillende verbindingen. Het sprekende ‘zelf’ kan zich bijvoorbeeld verhouden tot anderen (us|me) in relatie tot zijn omgeving, zoals de zingende vogels in 'Vagh'amorosi augelli' en 'The nightingale', of tot concepten van leven en dood zoals in 'Ahi dispietata morte' en 'Alas what a wretched life is this'.
Meestal verwijzen madrigalen naar of richten ze zich tot een andere persoon (you|me), vaak een geliefde, zoals bijvoorbeeld in ‘L'humor licentioso en sincero’. Maar de aangesprokene kan ook een allegorische figuur zijn, bijvoorbeeld de verlangde slaap, zoals in 'O sonno'.
En zelfs wanneer het 'ik' alleen met zichzelf bezig lijkt te zijn, gebeurt dit in een dialoog (me|me) bijvoorbeeld tijdens een intern gesprek als in 'My heart why dost thou love thine enemy', of door middel van een vergelijking met het eigen verleden als in 'Mia benigna fortuna'.
Ten slotte impliceert het performatieve aspect van madrigalen een relatie tussen het ‘zelf’ en de luisteraars, of het nu gaat om de zangers onder elkaar of om een zanger-publieksverhouding. Sommige madrigalen maken deze relatie expliciet door degenen die dezelfde ervaring delen te erkennen en aan te spreken (we|me).
Terwijl we al deze relaties van het ‘zelf’ in madrigalen belichten en onderzoeken, verkent dit programma ook een ander soort verband: het verband tussen het Italiaanse en Engelse madrigaalrepertoire van de 16e en vroege 17e eeuw. Een van de vele overeenkomsten tussen Engelse en Italiaanse madrigalen is het polyfone en relationele karakter van het sprekende/zingende ‘zelf’. Een van de vele verschillen tussen de madrigalen is het feit dat dit polyfone ‘zelf’ zowel toegankelijk als verstaanbaar, en dus relateerbaar, wordt voor een verschillend publiek. 
In 1588 publiceerden Nicholas Yonge en Thomas East de verzameling 'Musica Transalpina', bestaande uit vier delen met (voornamelijk Italiaanse) herdrukte madrigalen, maar allemaal met een nieuw geschreven Engelse tekst, die min of meer letterlijke vertalingen van de originelen geeft. In de collectie staan vooral de Italiaanse componisten Luca Marenzio en Alfonso Ferrabosco centraal, die van Italië naar Engeland verhuisde en daar enkele jaren werkzaam was.
Hoewel zeker sterk beïnvloed en geïnspireerd door de Italiaanse stijl, ontwikkelde het Engelse polyfone repertoire ook unieke vormen zoals Dowlands vierstemmige luitliederen of John Wards elegieën. Toch wordt de invloed en inspiratie die Engelse componisten en tekstdichters ontleenden aan het Italiaanse repertoire, ook buiten de ‘Musica Transalpina’, zeer grijpbaar en hoorbaar zoals in Marenzio's ‘Ahi, dispietata morte’, Wilby's ‘Alas what a wretched life is this’, en ‘Would my conceit’ van John Dowland. Terwijl de eerste twee dezelfde metaforische taal en relatie tussen het ‘zelf’, het leven en de dood delen, gebruikt de laatste exact dezelfde openingsfiguur als Marenzio.
Maar ook andere melodische figuren, harmonische progressies, onderwerpen en metaforische associaties in de teksten komen soms bekend of verbonden voor. Door Engels en Italiaans repertoire met elkaar te verweven en hun relaties in dit concert te verkennen, maken we onze eigen polyfone reis.