Meesterlijk melancholisch
Programma
Uitvoerders
Bio's
Toelichting
John Dowland werd geboren in 1563 – mogelijk in London, maar allicht in Dublin. Hoewel hij een uitzonderlijk luitspeler was, slaagde hij er in 1594 niet in om een positie aan het hof van Queen Elizabeth te verwerven. Zelf vermoedde hij dat het met zijn katholieke geloof te maken had. Dowland trok daarna naar Duitsland en Denemarken. Na zijn ontslag aan het Deense hof in 1606 keerde hij terug naar Engeland, waar hij in 1612 uiteindelijk aangesteld werd als een van de hofluitspelers. Hij stierf in 1626.
Dowland schreef meer dan honderd solostukken voor luit, maar ook verschillende volumes met liederen en luit, of voor viola da gamba consort en luit. Dit programma brengt enkele van zijn grootste solowerken samen, gebundeld in kleine suites rond toonsoorten of contrasterende karakteristieken: melancholieke pavanes, fantasia’s in vrije vorm, lichte gaillardes en almains. Het emotionele en creatieve palet van Dowland was enorm rijk.
Het eerste luik van vijf stukken brengt muziek samen die heen en weer pendelt tussen G groot en g klein: er is een prelude die de resonantie van het instrument verkent, een verfijnde chromatische fantasie, een levendige Frog Gaillard, een melancholische en contrapuntische Farewell en een vrije, improvistorische Fancy.
I. Prelude
II. Forlorne Hope Fancy
III. The Frog Galliard
IV. Farewell (In Nomine)
V. A Fancy (P. 6)
Het tweede luik bestaat uit vier stukken: een pavane vol prachtige, contrapuntische variaties, een snelle almain die opgedragen werd aan Sir John Smith, een wiegelied (in slaap vallen is toegestaan) en uiteindelijk een ritmisch en harmonisch grillige Lady Hunsdon’s Puffe.
VI. Solus Cum Sola
VII. Sir John Smith, His Almain
VIII. Orlando Sleepeth
IX. Lady Hunsdon's Puffe
De derde set cirkelt rond vrolijke stukjes in majeurtoonsoorten. Er is een speelse, contrapuntische Fantasie, gevolgd door twee gaillards (de ene opgedragen aan de Earl of Derby, de andere aan Queen Elisabeth). In dit luik horen we hoe Dowland het volledige klankpotentieel van de luit aanboort om verschillende texturen en affecten te bereiken.
X. Fantasie (P. 1)
XI. The Earle of Derby's Galliard
XII. The Most Sacred Queen Elisabeth, Her Galliard
Aan het einde van dit programma besluiten we met een vierde set, waarin Dowlands unieke melodische genie kunnen horen. Dit is duidelijk hoorbaar in een van zijn meest beroemde stukken: Lachrimae, dat niet enkel de basis is van zijn lied ‘Flow, My Tears’, maar ook van een set variaties voor viola da gamba consort. Een laatste Fancy geeft nog enkele hoopvolle tonen, vooraleer de laatste pavane, ‘Semper Dowland, Semper Dolens’, zijn hang naar droefheid demonstreert. Hier vloeien subtiele kleuren, harmonische verrassingen tussen grote en kleine toonsoorten en prachtig contrapunt samen tot een complex netwerk dat ruimte laat voor bezinning en contemplatie.
XIII. Lachrimae
XIV. A Fancy (P. 5)
XV. Semper Dowland, Semper Dolens
Jonas Nordberg