Child of Light
Programma
Vortex temporum I & II
Kristine Tjøgersen
Bioluminescene
Egidija Medeksaite
Âkâsha
Claude Vivier
Lonely Child
Uitvoerders
Kristaps Bergs, cello
Caspar Langhoff, lichtontwerp
Ictus Ensemble
Brussels Philharmonic
Ilan Volkov, dirigent
Alexandre Fostier, klankregie
Programmatoelichting
Licht en geluid: esthetica voorbij de fysica
‘Licht’ als iets bovennatuurlijks, bijna sacraal, engelachtig. En tegelijkertijd als pure fysica, met zijn zuiver wetenschappelijke raakvlak met de muziek. Optica en akoestiek, de studie van golven maar dan elk op hun manier: vanuit die kiem ontsproot een nieuwe coproductie tussen Brussels Philharmonic en Ictus, die voorbij de natuurkunde op zoek gaat naar de ongereptheid in oor en in oog.
Hoewel muziek voor Brussels Philharmonic en Ictus het primaire medium is, staan voor een keer geen componisten centraal in deze voorstelling. Het is lichtkunstenaar Caspar Langhoff die tijdens dit programma het verhaal vormgeeft, uiteraard met de muziek als onwrikbare discoursbepaler. Hij kiest wie en wat er wanneer – letterlijk – in het spotlicht geplaatst worden. Zijn carrière en die van Ictus meanderen al sinds 2015. Opgeleid in Brussel, aan het Institut National Supérieur des Arts du Spectacle, heeft hij de naam een jazzman van het licht te zijn: iemand die vanuit de dialoog met de artiesten werelden schept met stralen, maar het liefst van al nog tot tijdens de première improviseert met zijn schakelaars.
Voor ‘Child of Light’ leidde die dialoog tot een concept dat uitgaat van een artificiële zon en maan. Langhoff creëert de hemellichamen op scène met grote stalen schijven die hij met lichtbronnen aankleedt: nu eens verblindend, dan weer diffuus. Brandend als zonlicht of reflecterend als maneschijn. Dat beide objecten ook afzonderlijk van elkaar kunnen bewegen en voor elkaar kunnen schuiven, geeft Langhoff bovendien de mogelijkheid om een eclips na te bootsen - een beeld dat al lang met de dood in verband staat, en dat in zijn morbiditeit schril kan contrasteren met de beoogde puurheid. Tegelijk zorgt de mogelijke verduistering voor een tegenstelling tussen licht en donkerte, want wanneer Langhoffs zon op volle sterkte schijnt, is de bühne gehuld in een allesverzengend wit.
Vanuit die beelden ontspint zich een visuele vertelling die ononderbroken alle werken op het programma omvat. Er zijn geen rupturen. Door korte auditieve intermezzi tussen de geprogrammeerde composities in te lassen, kan de voorstelling continu blijven doorlopen. Zelfs de nodige podiumwissels vinden plaats tijdens dit klankvoegsel, en worden evengoed door Langhoff geënsceneerd. Op die manier slaagt hij erin om de spanningsboog van begin tot einde aan te houden, en het uiteenlopende muziekmateriaal tot één geheel te smeden.
Een samenvloeien van klank en licht
Al mag het muzikale programma door de hand van de lichtkunstenaar in elkaar passen, toch verdwijnt Caspar Langhoff zelfs binnen zijn eigen vertelling even naar het achterplan. In Kristine Tjøgersens werk ‘Bioluminescence’ moet hij dimmen, en zijn het de muzikanten op het podium die het lichtverhaal verderzetten. Haar werk begint namelijk verplicht in totale duisternis.
In het pikzwart schept ze een beeld van vuurvliegjes in de concertzaal. Op basis van onderzoek van entomoloog James E. Lloyd transcribeerde de componiste het lichtgeven van deze insecten – dat voor elke soort gloeiworm volgens een uniek patroon gebeurt. Die patronen liggen niet alleen aan de grondslag van het ritmische en melodische materiaal van de compositie, ze maken ook visueel deel uit van het werk en staan uitgeschreven op de notenbalken. Zo moeten de musici deze motieven met behulp van led-lichtjes uitvoeren. Slechts geleidelijk aan neemt de helderheid op de scène toe, als een kritiek op de toenemende lichtvervuiling die het voortbestaan van deze beestjes bedreigt.
‘Bioluminescence’ mag dan vanuit zijn premisse Langhoffs werk dicteren, de overige stukken op het programma gunnen hem wel ongebreidelde artistieke vrijheid om zijn visioen te ontplooien. Ze kwamen opborrelen uit het oorspronkelijke concept en zijn in een geven-en-nemen tussen orkest, dirigent Ilan Volkov en lichtkunstenaar overeengekomen. Het zijn werken die, elk op hun manier, de vooropgestelde puurheid bevatten.
Zo wordt dat idee in ‘Lonely Child’ van de Canadees Claude Vivier vertaald naar zijn kindertijd, een periode die in zijn oeuvre een bijna mythische rol krijgt toebedeeld. De militante queerpersoonlijkheid brak al vroeg met zijn moeder, en zou gebukt onder dat trauma voortdurend op zoek gaan naar haar onmogelijke erkenning. Zijn tragische levenseinde – Vivier werd het slachtoffer van een gruwelijk haatmisdrijf – staat dan weer in schril contrast met dat streven naar ongereptheid.
Als componist dook Vivier vooral in de diepte van de klankkleur. Op aanvuren van zijn leermeester Karlheinz Stockhausen transformeert hij de rol van harmonie in de muziek. De sonoriteit van een akkoord wordt een even belangrijke parameter als zijn harmonische betekenis. Daarmee is Vivier een van de belangrijkste grondleggers van het latere spectralisme, waarin die ideeën rond timbre verder zouden worden uitgewerkt.
‘Vortex temporum’ geeft Langhoff om een andere reden carte blanche. Sinds de gelijknamige choreografie van Anne Teresa De Keersmaeker uit 2013 behoort het werk van Gérard Grisey tot het kernrepertoire van Ictus. Het is een compositie die ze probleemloos vanbuiten kennen en dus zowel in het pikzwart als in verblindend wit kunnen uitvoeren. De puurheid zit hem in dit werk in de manier waarop de componist erg spaarzaam met muzikaal materiaal omspringt. Met stijgende en dalende arpeggio’s verklankt hij met een bijna visuele toonzetting sinus- en andere (synthetische) geluidsgolven. Zo blijft de natuurkunde ook hier nooit veraf.
Op die manier wordt 'Child of Light' een conceptueel totaalverhaal waarin klank- en lichtgolven op een bijna synesthetische manier samensmelten. Soms schaamteloos spiritueel maar bovenal opperst esthetisch komt muziek in de handen van een lichtkunstenaar, en spelen musici met licht.
Toelichting door Jasper Croonen en met dank aan Jean-Luc Plouvier