‘Ik heb mezelf nooit als lied-apostel gezien’

‘Ik had een goede repetitiedag en het is 26 graden hier in Barcelona’, jubelt Matthias Goerne. En dus vergeeft hij ons makkelijk ons telefoontje bij valavond, ergens tussen podium en hotelbed. Op 19 december voert de concertkalender de Duitse sterbariton richting De Bijloke, met een uitzonderlijk ensemble en een kakelvers liedprogramma in het gevolg.

Je nieuwe productie met Camerata RCO heet ‘Sehnsucht’ – een woord waarvoor we met de beste wil van de wereld geen goede vertaling konden bedenken. Jij

‘“Sehnsucht” is inderdaad een van de kroonjuwelen van onze taal. Geef toe: het Engelse “longing” slaagt er niet in de fijnere nuances van het begrip te vatten. Sehnsucht ís verlangen, ja. Maar ook missen, zoeken, treuren om iets wat je verloren bent, ongeduldig hunkeren… Er zijn zoveel soorten Sehnsucht als er mensen zijn. Net daarom is het zo makkelijk voor een publiek om zich met dat sentiment te identificeren. Dat verklaart dan weer waarom een werk als Schuberts “Winterreise” zo geliefd is: iedereen kan er een stukje van zichzelf in terugvinden.’

Was dat ook het idee achter dit project?

‘Dat, en het streven om de belangrijkste vertegenwoordigers van het Duitse romantische lied bij elkaar te brengen. En kijk: met het kwartet Schubert, Schumann, Wolf en Brahms kunnen we een eeuw muziek laten horen. De evolutie van het genre in die tijdspanne is ongelooflijk. Er veranderde zoveel, zo snel! Ik hoop dat het publiek zal genieten van al die verschillende stijlen die we gewoonlijk onder de generieke vlag “lied” verstoppen.’

Marie Staggat / Deutsche Grammophon
- Veelgevraagde Duitse bariton, geboren in Weimar.
-Zong de meest diverse rollen in huizen als Metropolitan Opera (New York), Teatro Real (Madrid), Opéra National de Paris en Wiener Staatsoper.
- Won onder meer een Gramophone Award en vier Grammy-nominaties met zijn opnames voor Universal en Harmonia Mundi. Daaronder cd’s met Vladimir Ashkenazy en Alfred Brendel, Schubert met Markus Hinterhäuser, Brahms met Christoph Eschenbach en Mahler met BBC Symphony.
- Zingt met gerenommeerde orkesten uit New York, LA en Japan en gaf recitals met onder meer Daniil Trifonov en Leif Ove Andsnes.

Wie lied zegt, zegt stem en klavier. Maar jij doet het met muzikanten van Concertgebouworkest Rotterdam in fonkelnieuwe arrangementen. Hoe komt dat?

‘Mijn insteek – en meteen ook het eerste wat ik componist Alexander Schmalz op het hart drukte – was: géén verdub­­-belingen. Verwacht dus niet de traditionele orkestaanpak met een bosje eerste violen, meervoudig bezette blazers etcetera. Elke speler is solist, want elke partij wordt slechts door één muzikant uitgevoerd. Zo is ieder verantwoordelijk voor zijn melodie, net zoals ik dat ben. Die kamermuzikale benadering zorgt voor meer vrijheid maar ook voor een zekere fragiliteit. En intimiteit: iedereen moet voortdurend op de huid en in het oor van zijn medespelers zitten.’

Zorgt het gebruik van meerdere instrumenten ook voor meer kleur in de liederen?

‘Je zou denken dat dat vanzelfsprekend is, maar zelf blijf ik wel eens op mijn honger als ik naar liederen in orkestbewerking luister. Met meer instrumenten zou je toch meer flexibiliteit, meer variatie verwachten? Gek genoeg merk ik dat arrange­­menten de interactie met de solist vaak bemoeilijken en zo net beperkingen scheppen. Ook laat men soms gouden kansen liggen om de tekstinhoud naar muziek te vertalen. Een gedicht met grauwe sfeer, gedimd licht, nerveuze dreiging… dan denk ik: gebruik een demper, speel flageoletten, maak in klank wat de dichter uit taal heeft gehouwen. Dat gebeurt veel te weinig. Jammer is dat, want precies daar kan je het verschil maken met het monochrome palet van de piano.’

Met tig concerten en opnamen achter de kiezen moet jij zowat de keizer van het Duitse lied zijn. Weten Schubert en Brahms je nog te verrassen?

‘Dat is het bijzondere aan genieën: zij maken kunst die niet één, twee of honderd maar eindeloos veel interpretatiemogelijkheden biedt. Een Schubert-partituur is een wereld op zich, eentje waarin het zalig dwalen is. Nooit – maar dan ook nooit – heb ik gedacht: wat een sleur, die “Winterreise” (lacht). Voor mij is zo’n werk altijd nieuw, “hedendaags”. Dat maakt elke vertolking spontaan en spannend.’

Is de focus op het lied toevallig in je carrière geslopen? Of koos je er bewust voor ambassadeur te worden van dat stukje muziekerfgoed?

‘Ik heb mezelf in elk geval nooit als lied-apostel gezien (lacht). Kijk, het lied was voor mij de toegangspoort tot een universum van expressie. Uit composities als “Erlkönig”, waarin muziek en poëzie tot een wonderlijke unie komen, straalt een enorme, natuurlijke kracht. Die heeft het pad verlicht waarvan ik voelde dat het voor mij bestemd was: het lied heeft van mij een musicus gemaakt. Opera alleen zou niet genoeg zijn geweest, hoe geweldig ik sommige werken ook vind. Maar in het lied voel ik sterker dat dingen die ons dagelijks bezighouden opgepikt en in perspectief geplaatst worden. Dát is wat de wereld nodig heeft. Net daarom mogen we er nooit voor terugdeinzen om canoniek repertoire uit te voeren: inzicht en begrip zijn de best denkbare redenen om grote kunst steeds opnieuw te bezoeken.’ 

Sofie Taes